Groene obligaties en het voorkomen van greenwashing
Groene obligaties worden een steeds veelbelovender middel om het door de EU gesignaleerde tekort in de financiering van de klimaattransitie op te vangen. Deze obligaties werden deel van de totale obligatiemarkt vanaf het jaar 2007. Toen de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering aankondigde dat de opwarming van de aarde hoogstwaarschijnlijk gerelateerd was aan menselijke activiteiten, begonnen zowel de Europese Investeringsbank als de Wereldbank al snel met speciale obligaties die bedoeld zijn een bijdrage te leveren aan de verbetering van het klimaat. Hoewel de groene obligatiemarkt nog steeds vrij klein is ten opzichte van de reguliere obligatiemarkt, maakt deze jaarlijks een enorme groei door. Om het groene karakter van de obligaties aan te tonen worden in de praktijk verschillende vrijwillige standaarden gehanteerd, waaronder de Climate Bond Standards en de Green Bond Principles. De vereisten waaraan de groene obligaties moeten voldoen onder de verschillende standaarden loopt redelijk uiteen, waardoor niet alle groene obligaties even duurzaam zijn. Het gebrek aan een uniform raamwerk voor groene obligaties schept een mogelijkheid voor ‘cherry picking’ voor de uitgevers van de obligaties om deze duurzamer te laten lijken dan dat ze zijn. Daarom is er in de praktijk behoefte aan transparantie voor investeerders, zodat het voor hun makkelijker te bepalen is welke obligaties daadwerkelijk een significante bijdrage leveren aan het milieu en welke niet. Om deze behoefte te vervullen heeft de Technische Expertgroep van de Europese Unie (‘EU’) een Europees vrijwillig raamwerk voorgelegd voor ‘Europese Groene Obligaties’. Vrijwillige toepassing van het raamwerk van de Europese Groene Obligatie werkt als een label waar investeerders op kunnen vertrouwen. Dit artikel legt dit voorstel uit en hoe dit een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van ‘greenwashing’.
Integratie met de Taxonomieverordening: een duidelijke definitie van duurzaamheid
De marktbehoefte aan meer transparantie op het gebied van duurzame investeringen is voornamelijk gelegen in het feit dat tot nu toe een duidelijke definitie van duurzaamheid ontbreekt. Het voorstel van de EU poogt dit op te lossen door aansluiting te zoeken bij de Taxonomieverordening. Deze verordening, die in 2022 in werking treedt, geeft verschillende doelen waaraan een duurzame investering kan bijdragen. Deze betreffen:
- het tegengaan van klimaatverandering;
- adaptatie aan klimaatverandering;
- duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene bronnen;
- de transitie naar een circulaire economie;
- het voorkomen van vervuiling en de bescherming;
- het herstellen van ecosystemen.
Een investering hoeft niet aan elk doel een bijdrage te leveren, maar het mag de andere doelen niet belemmeren. Daarnaast zijn er nog minimale bepaalde internationale standaarden, waaronder op het gebied van arbeid, waaraan moet voldaan. Ook worden er bepaalde technische criteria ontworpen voor elk van de doelen. De integratie met de Taxonomieverordening zal de transparantie omtrent het groene karakter van duurzame obligaties zeker ten goede komen. Obligaties die het label van een Europese Groene Obligatiestandaard gaan dragen, zullen gegarandeerd aan deze uitgebreide karakterisering van het duurzaamheidsbegrip moeten voldoen. Derhalve kunnen investeerders er voldoende op vertrouwen dat het daadwerkelijk een duurzame obligatie betreft.
Verificatie en verslaggeving
Dit vertrouwen wordt des te meer versterkt omdat het voorstel daarnaast nog uitgebreide verplichtingen op het gebied van verificatie en verslaggeving voorschrijft. Bij de Europese Groene Obligatiestandaard wordt het verplicht om een beschrijving te geven van de gefinancierde activiteit, hoe dit past in de strategie van het bedrijf, hoe de Taxonomieverordening wordt toegepast en hoe de inkomsten beheerd worden. Met betrekking tot dit laatste moet vervolgens ook publiekelijk verslag worden gedaan van hoe deze inkomsten gebruikt worden en wat de impact hiervan is. De rapportage over het gebruik van de inkomsten moet vervolgens ook door een onafhankelijke geaccrediteerde partij worden geverifieerd, waarvan de uitkomst ook publiek toegankelijk moet zijn. Deze verplichtingen vormen een goede aanvulling op de huidige verslaggevingspraktijk die gekenmerkt wordt door uiteenlopende vormen, frequenties en betrouwbaarheid van de informatie. Door hier één lijn in te trekken, zullen er lage transactiekosten gepaard gaan met het vergelijken van de verschillende obligaties en maakt het de markt aantrekkelijker voor nieuwkomers. Dit wordt bovendien versterkt door de verificatie door geaccrediteerde derden. Pogingen tot greenwashing kunnen sneller worden opgespoord door de verificateurs en de publieke toegankelijkheid van de betrouwbare verslaggeving ook door de investeerders. Omdat de informatie openbaar wordt gemaakt, is er vanwege het daarmee gepaarde reputatierisico meer stimulans voor de uitgevers van de obligaties om daadwerkelijk een eerlijke bijdrage aan het klimaat te leveren.
Is de Europese Groene Obligatiestandaard een effectief middel in het voorkomen van greenwashing?
Zoals hierboven omschreven kan de standaard die is voorgesteld aan de Europese Unie dus een positieve bijdrage leveren aan het voorkomen van greenwashing. Ten eerste omdat de koppeling aan de Taxonomieverordening het onmogelijk maakt voor niet-duurzame obligaties om het label ‘Europese Groene Obligatiestandaard’ te dragen. Daarnaast vergroten de verplichtingen op het gebied van verslaggeving en verificatie de betrouwbaarheid van het groene karakter van de obligaties. Omdat er een gestandaardiseerde procedure hiervoor wordt voorgesteld wordt het makkelijker voor investeerders om de groene obligaties met elkaar te vergelijken en derhalve de donkergroene van de lichtgroene obligaties te onderscheiden. De transparantie vanwege de openbaarheid van de verslaggeving en verificatie creëert bovendien een stimulans voor uitgevers van groene obligaties om een oprechte bijdrage te leveren aan het klimaat en bemoeilijkt hun mogelijkheden voor greenwashing door het reputatierisico dat zij hierbij lopen. Desalniettemin is de effectiviteit afhankelijk van hoe de voorgestelde standaard wordt omarmd door de groene obligatiemarkt. De Europese standaard blijft immers een vrijwillige standaard en het blijft de vraag in hoeverre de markt hiervoor open staat, mede omdat de aangescherpte verplichtingen kunnen resulteren in een (tijdelijke) verhoging van de transactiekosten. Desondanks lijken de voordelen op te wegen tegen dit nadeel, voornamelijk omdat er een sterke vraag bestaat voor meer transparantie binnen de groene obligatiemarkt. Bovendien blijft het nog steeds mogelijk voor de EU om de standaard verplicht te stellen indien de markt deze niet vrijwillig op zich neemt. Over het algemeen kan dus gesteld worden dat het voorstel voor de Europese Groene Obligatiestandaard in eerste opzicht een veelbelovend middel lijkt om meer eenheid, transparantie en duurzaamheid te scheppen in de snelgroeiende groene obligatiemarkt. Indien deze vrijwillige standaard voldoende door de markt benut wordt, zal dit een grote bijdrage leveren aan de effectiviteit van groene obligaties in de verbetering van het klimaat.
Heeft u nog vragen over groene obligaties na het lezen van dit artikel? Neem dan contact op met Law & More. Onze advocaten zijn gespecialiseerd op het gebied van financieel recht en duurzaamheid en helpen u graag verder.