project-6

Greenwashing als oneerlijke handelspraktijk

Het begrip ‘duurzaamheid’ maakt de laatste jaren ingrijpende ontwikkelingen door, net als het duurzaamheidsbewustzijn van consumenten. Waar duurzaamheid eerst een ‘geitenwollen sokken’ imago had, is het nu een must voor veel consumenten. Handelaren spelen hier flink op in en bestempelen hun producten als ‘groen’ of ‘milieuvriendelijk’. Maar niet alles is zoals het lijkt. Denk maar aan het dieselschandaal van Volkswagen, waar de auto’s niet zo duurzaam bleken als aangegeven vanwege ingebouwde software die emissietesten omzeilde. Wat kun je als consument doen in zulke gevallen? Dit artikel belicht gevallen van greenwashing onder de Nederlandse wetgeving over oneerlijke handelspraktijken. Deze artikelen vormen de implementatie van de Europese Richtlijn oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen op de interne markt.

Oneerlijke handelspraktijk

Er is sprake van een oneerlijke handelspraktijk (art. 6:193b BW) indien een handelaar zich niet gedraagt volgens de vereisten van professionele toewijding en daarmee het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerde keuze te maken beperkt. Dit vormt een onrechtmatige handeling jegens de consument, omdat hij hierdoor een besluit over een overeenkomst kan nemen of heeft genomen die hij anders niet had genomen. Hieronder vallen in beginsel niet overdreven reclame uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen. De wetgever onderscheidt twee bijzonder oneerlijke handelspraktijken, namelijk: de misleidende en agressieve handelspraktijken. Dit artikel bespreekt de misleidende handelspraktijken omdat deze het beste aansluiten op greenwashing.

Misleidende handelspraktijk

Van een misleidende handelspraktijk (art. 6:193c BW) kan sprake zijn indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of kan misleiden. Ook als er informatie wordt verzwegen op een misleidende manier kan dit een misleidende handelspraktijk zijn. De wet geeft vele voorbeelden van misleidende handelspraktijken, maar deze zijn niet limitatief. Van deze voorbeelden spelen bij greenwashing met name twee een rol. De eerste blijkt uit het eerste lid onder b, namelijk de voornaamste kenmerken van het product zoals onder andere de voordelen, risico’s of geografische of commerciële oorsprong. Indien bijvoorbeeld een product wordt geadverteerd als ‘milieuvriendelijk’ maar dit niet het geval is (bijv. door gebruik van schadelijke stoffen) kan dit op basis hiervan misleidend zijn. Een andere mogelijkheid voor misleiding zijn niet-nagekomen verplichtingen in een gedragscode, welke hierna besproken worden.

Misleiding op grond van gedragscode

Duurzaamheidsbeweringen in de gedragscode van de handelaar zouden ook kunnen leiden tot een misleidende handelspraktijk, indien deze concreet kenbaar zijn en de handelaar aangeeft hieraan gebonden te zijn (art. 6:193c lid 2 onder b BW). De vraag is echter of specifieke MVO-gedragscode van bedrijven dan ook als misleidend kan worden gezien jegens consumenten. Hiervoor is het van belang of er sprake is van een handelspraktijk in de zin van art. 6:193a lid 1 sub d BW. De niet-bindende maar wel indicatieve Guidance bij de Europese richtlijn geeft aan dat bepalingen over oneerlijke handelspraktijken vooral van toepassing zijn informatie met marketingdoeleinden en niet zozeer op niet-financiële informatie ter voorlichting van bijvoorbeeld aandeelhouders. Maar wat nou als de informatie juist wel bedoeld lijkt te zijn voor consumenten, bijvoorbeeld omdat hiernaar verwezen wordt op het consumentengedeelte van de website? Hier is noch de Guidance, noch de wetgever duidelijk over. Aannemelijk is dat wel het geval is indien dit een voldoende duidelijke voor de consument bedoelde verwijzing naar deze informatie is en gedragscode bovendien de handelaar duidelijk verbindt. De gemiddelde consument zou in dat geval ervan uit mogen gaan dat de handelaar zich hieraan houdt, wat van invloed kan zijn die de beslissingen over de overeenkomst neemt of zou kunnen nemen.

Gevolgen van een oneerlijke handelspraktijk

Indien er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk dan geldt dit als een onrechtmatige daad jegens de consument. De wetgever komt de consument hierbij met een bewijsvermoeden tegenmoet, waardoor het aan de handelaar is om te bewijzen dat de informatie die hij verstrekt heeft juist en volledig is (i.p.v. de consument die moet bewijzen dat er sprake is van misleiding). Bij een succesvol beroep is de handelaar aansprakelijk en moet hij de schade vergoeden. Daarnaast een de overeenkomst die tot stand is gekomen op grond van een oneerlijke handelspraktijk worden vernietigd.

Schadevereiste onrechtmatige daad

Voor een succesvol beroep op schadevergoeding in het kader van een oneerlijke handelspraktijk is het echter wel van belang dat de consument hierdoor schade heeft geleden. Dit is minder makkelijk voor te stellen bij gevallen van greenwashing dan bij andere vormen van oneerlijke handelspraktijken. Bij gebrek aan schade lijkt de vernietiging toch een betere optie voor de consument. Mocht er toch schade worden geleden door misleidend gedrag van ondernemingen, dan zou een onrechtmatige daad vordering op basis van een oneerlijke handelspraktijk een goede optie kunnen zijn. Niet alleen om als consument je schade vergoed te krijgen, maar ook als pressiemiddel om de handelaar aan te zetten tot een duurzamer beleid.

Bent u een consument en heeft u een overeenkomst afgesloten op basis van misleidende informatie en wilt u meer weten over uw rechtspositie? Of bent u een handelaar die te maken heeft met een vordering op grond van een oneerlijke handelspraktijk? Neem dan contact op met Law & More. Onze advocaten zijn gespecialiseerd op het gebied van aansprakelijkheidsrecht en duurzaamheid en bieden u graag advies en bijstand tijdens een eventuele procedure.

Duurzaamheidsrecht