Duurzaamheid en de Corporate Governance Code

Duurzaamheid en de Corporate Governance Code

Waar dienen het bestuur  en de raad van commissarissen (hierna: ‘RvC’) van de vennootschap zich naar te richten? De tekst van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) geeft in artt. 2:129/239 lid 5 BW voor het bestuur en artt. 2:140/250 lid 2 BW een beperkte uitleg van de richtsnoer: het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. In de rechtspraak is dit vennootschappelijk belang nader uitgewerkt: bij de uitvoering van haar taken dienen het bestuur en de commissarissen het succes van de onderneming te bevorderen door het betrekken van de belangen van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming betrokken zijn. Hieruit blijkt duidelijk dat het geldende ondernemingsmodel in Nederland gericht is op de stakeholders van de onderneming. Echter, hoe ver rijkt deze benadering? Dienen het bestuur en de RvC ook rekening te houden met het klimaat? Dit is een relevante vraag voor de huidige ondernemingspraktijk, zeker gelet op de dreiging van de klimaatcrisis. Daarom bespreken wij in dit artikel of de Corporate Governance Code (hierna: ‘Code’) hier een nadere invulling aan geeft.

Wat is de Corporate Governance Code?

Eerst is het van belang stil te staan bij wat voor een instrument de Code is. Het is namelijk niet vergelijkbaar bindend als de hiervoor genoemde bepalingen uit het BW. Het gaat om een soft law instrument, waarin bepaalde principes en best practice bepalingen zijn neergelegd welke toezien op de verhoudingen tussen de organen in de vennootschap (het bestuur, de RvC en de algemene vergadering van aandeelhouders). Het ‘pas toe of leg uit’-principe wat centraal staat in de Code houdt in dat vennootschappen de principes en bepalingen toe dienen te passen of een zorgvuldig gemotiveerde uitleg moeten geven waarom deze niet worden toegepast. De naleving van de Code moet in het jaarverslag worden beschreven. De Code bevat dus geen dwingende bepalingen, maar een onderneming moet zich bij afwijking wel verantwoorden tegenover de aandeelhouders en het algemene publiek. Niet alle ondernemingen dienen de principes en bepalingen uit de Code toe te passen of uit te leggen. Het toepassingsgebied is beperkt tot beursgenoteerde vennootschappen met een statutaire zetel in Nederland.

Lange termijn waardecreatie

In 2016 is de Code herzien en staat deze in het teken van lange termijn waardecreatie. Volgens de Commissie Van Manen (hierna: ‘Commissie’), die voor de herziening verantwoordelijk was, is dit een verduidelijking van het richtsnoer gegeven in de hierboven genoemde artikelen. Het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming moet volgens de Code worden bezien in de vorm van de lange termijn doelstellingen en niet op het behalen van korte termijn winsten. Specifiek in Principe 1.1.1 worden hierbij ‘voor de vennootschap niet-financiële aspecten van ondernemen’ genoemd zoals “milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging voor mensenrechten en bestrijden van corruptie en omkoping”, waar het bestuur aandacht aan moet besteden bij het formuleren van een strategie om lange termijn waardecreatie te realiseren. Principe 1.1.2 legt uit dat de RvC deze strategie moet goedkeuren en toezicht moet houden op de naleving hiervan.

Het milieu als niet-financieel aspect van ondernemen

De Code besteedt verder geen woorden aan het milieu behalve in het hierboven genoemde Principe 1.1.1. Bovendien roept de vermelding van de term ‘milieu’ vragen op wat betreft de reikwijdte van deze term. De Commissie geeft in de toelichting bij de Code aan dat er bij het opnemen van de niet-financiële aspecten van ondernemen aansluiting is gezocht bij Richtlijn 2014/95/EU inzake bekendmaking van niet-financiële informatie en diversiteit. De preambule van deze richtlijn legt milieu uit als: “actuele en te voorziene effecten van de activiteiten van de onderneming op het milieu en, waar van toepassing, op de gezondheid en de veiligheid, het gebruik van hernieuwbare en/of niet-hernieuwbare energiebronnen, broeikasgasemissies, waterverbruik en luchtverontreiniging”.  Tegen deze achtergrond kan het begrip ‘milieu’ uit de Code dus ook geïnterpreteerd worden.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen fundamenteel in de dagelijkse bedrijfsvoering

Hoewel het milieu verder niet expliciet wordt vermeld in de Code heeft dit volgens de Commissie een reden. Duurzaamheid is namelijk gelegen in het feit dat het bestuur en de RvC rekening moeten houden met de kansen en risico’s van de onderneming en de belangen van de bij de onderneming betrokken stakeholders om lange termijn waardecreatie na te streven. Uit de toelichting volgt dat maatschappelijk verantwoord ondernemen in de Code niet gezien wordt als “een afzonderlijk  na te streven doel”, maar juist “een integraal onderdeel van de dagelijkse bedrijfsvoering van een vennootschap die zich richt op lange termijn waardecreatie” vormt. Bovendien benadrukt de Commissie dat risico’s die voorvloeien uit niet-financiële aspecten, zoals de invloed op milieu, ook financiële consequenties kunnen hebben.  Kortom: duurzaamheid wordt in de Code niet gezien als een apart begrip maar als onderdeel van de lange termijn waardecreatie. Derhalve is het voor ondernemingen (en specifiek die waarop de Code van toepassing  is) van belang om zich te focussen op duurzaamheid in het dagelijks bestuur, de strategie en de risicobeheersing van de vennootschap.

Heb je na het lezen van dit artikel nog vragen over hoe de Corporate Governance Code moet worden geïnterpreteerd in het kader van duurzaamheid? Neem dan contact op met Law & More. Onze advocaten zijn gespecialiseerd op het gebied van ondernemingsrecht en corporate governance en helpen u graag verder!

Duurzaamheidsrecht